Dit zou ook de gedachte kunnen zijn achter het beeld van Sylvie Zijlmans (1964) en Hewald Jongenelis (1962). Het gaat om een zes meter hoge man in brons en aluminium. Zijn linkerhand steekt de reus op in een groetend gebaar, zijn rechterhand strekt hij uitnodigend uit. Alleen de kinderen en de andere gebruikers van de scholen zagen de reus, tijdens een feestelijke bijeenkomst. Dit werd vastgelegd in fotosessies volgens een vooraf bepaald scenario, waarbij de kinderen van de ene school de achtergrond vormden voor een groepsportret van de andere school. Aan het eind werd het beeld gedemonteerd in vijf delen: voor iedere school één. Het bijzondere is dat die delen ook weer doen denken aan herkenbare vormen: de hals van een giraf bijvoorbeeld of een hertenschedel met een gewei tegen de muur. Als een herinnering aan de dag waarop de reus in zijn geheel te zien was, hangt bij ieder beeld een print van de introductie van het beeld.
In de context van de scholen en met het oog op andere werken van Zijlmans en Jongenelis kan de wisselwerking tussen het geheel en de delen worden begrepen naar analogie van de taal, poëzie in het bijzonder, waarin afzonderlijke woorden samen zinnen vormen en betekenis ontstaat volgens associatieve processen.